Deze mevrouw spreken wij in de ontmoetingsruimte van ’t Houwke. Deze mevrouw komt zelf uit de zorg en is blij dat ze er niet meer in werkt en legt ons uit waarom.
Ze zegt dat het nergens meer over gaat. “We leken wel robots we moesten alles zo snel mogelijk doen om op schema te blijven lopen.” Daarbij zegt ze dat het sociale aspect van de zorg helemaal weg is. Ze vertelt namelijk toen ze begon in de zorg dat ze alle tijd voor mensen had en anders later op de dag nog wel eens langs ging om even gezellig een babbeltje met de mensen te maken. Maar dat gaat tegenwoordig niet meer met al die schema’s. Ze vertelde dat ze binnen tien minuten per cliënt had en niet meer. In die tijd moesten ze wassen, naar de wc en aankleden.
Deze mevrouw is daarom ook echt blij dat ze daar nu weg is. Ze zegt ons dat de instellingen hun discipline moeten los laten en eens moeten gaan kijken op de werkvloer en de mensen die daar werken eens aan het woord te laten. Want van boven af lijkt het allemaal zo mooi en goed geregeld te zijn, maar de mensen die het moeten uitvoeren, zijn de dupe van de onhaalbare regels van bovenaf. “Daarom,” zegt ze, “is het goed om eens met het werkend personeel te praten en hun verhaal te horen voor dat ze regels gaan maken.“ De mensen op de vloer krijgen wel al het commentaar van de cliënten over zich heen terwijl zij alleen maar uitvoeren wat er van hen verwacht wordt.
De mevrouw heeft ook een eigen idee hoe ouderen en jongeren moeten samenleven. Zij vindt dat ouderen en jongeren gezamenlijk in soort van parkjes moeten wonen, zodat er een soort van sociale controle bestaat. Dit is niet verplicht maar is wel makkelijk voor het contact tussen de mensen. Daarbij zegt ze dat de jongeren zo laten zien dat de ouderen nog steeds welkom zijn in de samenleving en dat ze op deze manier ook niet zo makkelijk vereenzamen zoals nu soms het geval is. De ouderen kunnen op hun beurt weer de jongeren helpen met hun levenservaring om zo een dienst te bewijzen aan de jongeren.
Als we mevrouw vragen over hoe ze het bij ’t Houwke vindt, komt er uit dat ze het een leuke plaats vind om vrijwilligerswerk te doen. Ze vindt dat er veel te doen is voor de ouderen en ook een breed aanbod is. Echter vind ze alleen dat er veel meer gebruik van wordt gemaakt door mensen die uit de wijk komen dan mensen uit de Grote Houw. Hier zou dus meer aandacht naar moeten gaan, door bijvoorbeeld langs te gaan bij ouderen en vragen of ze niet gezellig komen lunchen in het grand café om zo even van hun kamer af te zijn.